Deze tuchtzaak gaat over een waarnemend huisarts die een 86-jarige vrouw thuis bezoekt in verband met een sinds twee dagen bestaand rood, glanzend en pijnlijk rechter onderbeen. De waarnemend huisarts vraagt ondanks de lage verdenking op een trombosebeen een cito D-dimeer aan. Eind van de middag wordt bij de patiënte bloed afgenomen en is de uitslag in de avond bekend bij het laboratorium. De sterk verhoogde uitslag wordt echter pas de volgende dag door het laboratorium doorgebeld aan de praktijkassistente van de huisarts. Diezelfde dag wordt patiënte overleden aangetroffen met als waarschijnlijkheidsdiagnose van het overlijden longembolie. De klaagster, de kleindochter van de overleden patiënte, verwijt de huisarts dat hij dezelfde dag nog de cito gevraagde uitslag van het bloedonderzoek had moeten achterhalen.
In de betreffende huisartsenpraktijk geldt de werkafspraak dat uitslagen die na 17.00 uur bekend worden door het laboratorium worden doorgebeld aan de huisartsenpost. Mede gezien deze werkafspraak overweegt het Regionaal Tuchtcollege voor de Gezondheidszorg (RTG) dat “verweerder er in dat licht [het bestaan van de werkafspraak, RS] er op kon vertrouwen dat ook nu de cito aangevraagde uitslag ten spoedigste zou worden doorgebeld naar de huisartsenpost indien de uitslag na 17.00 uur bekend zou worden.” De huisarts is “hiermee gebleven binnen de grenzen van een redelijk bekwame beroepsuitoefening. Dat de laboratoriumuitslag pas de volgende dag aan de praktijkassistente van huisarts is doorgegeven kan niet aan verweerder worden verweten.” Het RTG wijst de klacht dan ook af.